26 maart 2021

Kamervragen over het onderzoek naar stikstofdepositie en kritische depositiewaarden

Kritische depositiewaarden vragen om een kritische blik. Ze zijn een indicator voor de stikstofgevoeligheid van habitats in Natura 2000 gebieden. De vaststelling ervan gaat echter gepaard met grote onzekerheden. Zeker als je die waarden in het beleid vergelijkt met de actuele deposities, die ook nog eens met grote onzekerheidsmarges gepaard gaan, moet je wel heel goed weten waar je mee bezig bent. SGP-Kamerlid Roelof Bisschop zet hier vraagtekens bij en heeft Kamervragen ingediend.

  1. Wanneer worden de rapportages van Wamelink e.a. en Van den Burg e.a. over de relatie tussen stikstofdeposities en de kwaliteit van habitattypen respectievelijk over onderzoek naar de ecologisch noodzakelijke reductiedoelstelling voor stikstof afgerond en met de Kamer gedeeld1?
  2. Kunt u een overzicht geven van de experimenten die zijn gedaan in Nederlandse Natura 2000 gebieden om vast te stellen wat de lokale kritische depositieniveaus zijn dan wel van de onderzoeken die zijn gedaan om te bepalen hoe de lokale habitats met de lokale plantengemeenschappen zich verhouden tot de nationaal vastgestelde kritische depositiewaarden voor de betreffende habitattypen?
  3. Hoe verhoudt het werken met en het sturen op absolute nationaal vastgestelde kritische depositiewaarden zich tot de grote onzekerheden die gepaard gaan met het verkrijgen van inzicht in de kritische depositieniveaus2345 en met het vaststellen van absolute kritische depositiewaarden?
  4. Deelt u de mening dat de grote onzekerheden bij het vaststellen van absolute depositieniveaus op lokaal niveau in combinatie met de grote onzekerheden bij het vaststellen van absolute kritische depositiewaarden zou moeten leiden tot grote terughoudendheid bij het op lokaal niveau vergelijken van absolute depositieniveaus met kritische depositiewaarden?
  5. Is de veronderstelling juist dat een gunstige staat van instandhouding primair op het niveau van het verspreidingsgebied bereikt moet worden en dat derhalve niet elk individueel habitat in een gunstige staat van instandhouding gebracht hoeft te worden? Is derhalve de veronderstelling juist dat de stikstofdepositie niet op elk hexagoon of bij elk habitat onder de bijbehorende kritische depositiewaarde gebracht hoeft te worden?
  6. Waarom wordt in de Natura 2000 gebieden Drentsche Aa, Bargerveen, Van Oordt’s Merken en Wierdense Veld voor het habitattype H6230vka (heischraal grasland - vochtig kalkarm) een kritische depositiewaarde van 714 mol/ha/jaar gehanteerd (gebaseerd op vegetatieassociatie 19AA02), terwijl volgens de betreffende gebiedsanalyses in deze gebieden vooral de vegetatieassociatie 19AA01 voorkomt waarvoor Van Dobben e.a.2 een hogere kritische depositiewaarde hebben vastgesteld?
  7. Kunt u ervoor zorgen dat in de genoemde onderzoeken van Wamelink e.a. en Van den Brug e.a. de voornoemde vragen meegenomen worden?
  8. Wat is de stand van zaken met betrekking tot de uitbreiding van het meetnet voor stikstofdepositie?

 

  1. Zoals genoemd in het rapport van ABDTOPconsult ‘Stikstofruimte voor de toekomst’, maart 2021.
  2. Van Dobben e.a., 2012; lees het rapport hier
  3. Banin, e.a., 2014; lees het rapport hier
  4. Lees het artikel hier
  5. W.M. Briggs en J. Hanekamp; Outlining A New Method To Quantify Uncertainty In Nitrogen Critical Loads; 22 maart 2021; lees het rapport hier