26 januari 2022

Bisschop over een kiescollege voor de verkiezingen van de Eerste Kamer

Lees hier de bijdrage van SGP-Kamerlid Roelof Bisschop aan het debat over een verandering in de Grondwet strekkende tot het opnemen van een bepaling over een door niet-ingezetenen gekozen kiescollege voor de verkiezing van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.

Er zijn voorstellen waarbij je bij de uitwerking een steeds beter en warmer gevoel krijgt: dit wordt het; wat zit dit goed in elkaar! Yes, denk je dan. Ja, denk je dan: dit is 'm! Maar ik moet eerlijk zeggen dat er soms ook voorstellen zijn die het tegenovergestelde in het werk zetten. Dat betekent dat je geleidelijk aan duffer wordt, inzakt en denkt: "Nou, toe maar. Alsjeblieft, hoe hebben ze dit verzonnen? Zien ze dan niet de grote risico's, de nadelen? Zien ze dan niet de incongruentie, soms de inconsistentie?"

Ik mag mijn geweten geen geweld aan doen. Laat ik maar eerlijk vertellen: dit voorstel hoort helaas bij het laatste type. Ik had graag een enthousiast verhaal gehouden in de richting van de vrienden van D66 en de minister, zeker omdat dit haar eerste voorstel is dat in de Kamer wordt behandeld, maar ik kom er niet onderuit. De gedachte aan een kiescollege voor Nederlanders die buiten Nederland verblijven klinkt misschien wel goed, maar de uitwerking roept zo veel technische vragen op. Het roept niet alleen technische vragen op, maar ook vragen over het systeem en de rechtsstatelijke inrichting. Ik wil dit punt aan de kersverse minister voorleggen. Kunnen de obstakels die we onderweg tegenkomen nog tot een fundamentele heroverweging leiden of moet het hele project doorgaan zoals het er nu ligt? Ik zou daar graag een open antwoord op willen hebben. Ik zou daaraan de volgende vraag willen toevoegen. Zijn er vergelijkbare situaties in andere landen? Hoe gaan zij hiermee om?

De SGP bedankt de regering voor de beantwoording. Die bevestigt in elk geval duidelijk dat de huidige keuze om voor deze groep geen kiescollege te hebben een volstrekt legitieme keuze is. Er zit nu eenmaal een wezenlijk verschil tussen de verkiezing van de Tweede en Eerste Kamer. De Eerste Kamer houdt ook veel duidelijker verband met een specifiek geografisch gebied, zijnde gekozen vanuit de provincies, de Provinciale Staten. Daar zit voor de SGP een kernvraag. Hoe verantwoord is een kiescollege voor niet-ingezetenen ten opzichte van bestaande provincies en openbare lichamen?

In een recente reactie op de uitwerking van het wetsvoorstel schreef iemand: "Waar de stemwaarden van de andere kiescolleges eigenlijk van geen betekenis waren, komt er met het kiescollege niet-ingezetenen eigenlijk een kleine provincie bij". Dat sluit aan bij wat collega Leijten naar voren bracht, namelijk dat de provincie de hele wereld is. Nu hebben we als Nederland veel buitenland en daarom hebben we natuurlijk ook twee ministers van Buitenlandse Zaken. Dit was overigens een grapje van Luns. Maar in hoeverre doet dat recht aan het hele stelsel? Mijn simpele vraag aan de minister is: wat vindt de minister van die constatering? Is het wenselijk dat de zeer uiteenlopende groep niet-ingezetenen, die door de heer Bosma plastisch werd omschreven, het gewicht van een kleine provincie krijgt? Is het staatsrechtelijk zuiver dat het gewicht van de niet-ingezetenen zwaarder wordt dan van de openbare lichamen, die wel een duidelijk afgebakende eenheid van ons land vormen?

In het rapport van Otjes las ik de volgende stelling over het gewicht van de niet-ingezetenen: "We willen de Eerste Kamerimpact van een Nederlandse stemgerechtigde c.q. stemmer in het buitenland dezelfde grootte geven als de impact van een Nederlandse stemgerechtigde c.q. stemmer in het land Nederland". De regering volgt die lijn, maar kan zij uitleggen waarom dit logisch zou zijn? De belangen van Nederlanders in het buitenland zijn doorgaans toch veel beperkter dan van Nederlanders die in hun land wonen, de ingezetenen? En is het wel zo vanzelfsprekend om burgers die een duidelijke regionale lotsverbondenheid delen, namelijk als bewoners van een provincie of een openbaar lichaam, hetzelfde te benaderen als een verzameling individuen die verspreid zijn over de rest van de wereld, over allerlei landen?

Een kiescollege voor niet-ingezetenen lijkt ook moeilijk te passen in de politieke werkelijkheid van de verkiezingen. Is bijvoorbeeld lijstvorming bij niet-ingezetenen serieus werkbaar en welke lessen zijn er op dat punt te trekken uit de ervaringen met de kiescolleges uit het Caribisch gebied? Het hoeft volgens de SGP niet zo te zijn dat alle politieke kleurtjes uit het Nederlandse parlement precies in het kiescollege terugkomen, maar het is democratisch gezien wel nodig dat er daadwerkelijk sprake is van afspiegelingsmogelijkheden en keuzemogelijkheden. Wat nu als blijkt dat het model op dit punt hapert terwijl het kiescollege inmiddels substantieel gewicht in de schaal legt? Alvorens hier met een grondwetswijziging aan de slag te gaan en dit te verankeren in de constitutie middels het in feite amenderen van de constitutie met verstrekkende gevolgen, zouden we hier eigenlijk op voorzichtige schaal mee moeten experimenteren. Dit wetsvoorstel is niet rijp voor de Grondwet, zal ik maar zeggen.