13 november 2012

Kabinet: Barby’s baby kinderarbeid

TV-producenten mogen geen commercieel slaatje slaan uit baby’s. De SGP betreurt dat de belangen van het kind niet zijn gewogen bij de serie Barby’s baby. De producent wordt wellicht wel beboet omdat zonder vergunning is gehandeld. Die boete moet stevig zijn, zeker om herhaling te voorkomen.

Vragen van het lid Bisschop (SGP) aan de ministers van Veiligheid en Justitie, van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de TV-serie Barbie’s Baby en het bericht ‘Holleeder-geknuffel moet stoppen’? (ingezonden 9 oktober 2012)

  1. Bent u bekend met de TV-serie Barbie’s Baby (1) en het bericht ‘Holleeder-geknuffel moet stoppen’ (2)?
    Ja
     
  2. Wat is uw reactie op de uitspraak van de oud-hoofdinspecteur - betrokken bij de zaak Heineken - dat het voornemen van de publieke omroep om Holleeder een podium te bieden kwalijk is en een zekere mate van verheerlijking van criminaliteit in de hand werkt? Bent u bereid met de omroep in overleg te treden over de mogelijkheid om af te zien van de uitzending?
    De verantwoordelijkheid voor een televisie-uitzending ligt bij de omroep. De overheid heeft geen voorafgaand toezicht op de inhoud van een radio- of televisie-uitzending (art. 7 van de Grondwet).Of er sprake is van verheerlijking of juist niet, is uiteindelijk aan de kijker om te bepalen.
     
  3. Vindt u het acceptabel dat baby’s gebruikt worden om de kijkcijfers van commerciële omroepen op te stuwen? Bent u van mening dat kinderen bescherming verdienen tegen deze invloeden? Zijn hun belangen adequaat geborgd?
    Het spreekt voor zich dat kinderen te allen tijde recht hebben op bescherming tegen zaken die schadelijk kunnen zijn voor hun ontwikkeling.
    Er bestaat een verbod op kinderarbeid (artikel 3:2 van de Arbeidstijdenwet). Hieronder valt onder meer het deelnemen aan uitvoeringen van culturele, wetenschappelijke, opvoedkundige of artistieke aard, aan modeshows, radio-opnamen, visuele of audiovisuele opnamen. De Inspectie SZW ziet hierop toe. Er kan een ontheffing onder voorwaarden worden verleend door de Inspectie SZW. Zie ook het antwoord op vraag 4.

    De omroepen zijn zelf verantwoordelijk voor hetgeen zij uitzenden. Zie hiervoor ook antwoord op vraag 2.
     
  4. Is voorafgaand aan het uitzenden van de serie Barbie’s Baby onderzocht of deze handelwijze, met het oog op de belangen van het kind en gelet op de relevante wettelijke bepalingen (art. 1:247 BW en 3:2 Arbeidstijdenwet), acceptabel is? Is er contact geweest met de Raad voor de Kinderbescherming en waarom heeft de Arbeidsinspectie aan de producent ontheffing verleend?
    De verantwoordelijkheid om kinderen geen enkel risico te laten lopen wanneer zij een rol hebben in een programma ligt primair bij de ouders. In eerste instantie zijn ouders verantwoordelijk voor de opvoeding van hun kinderen. De programmamaker zal moeten zorgen dat ouders voldoende worden geïnformeerd over het programma en de impact op het kind en eventuele professionele begeleiding in en na het gehele traject.

    Kinderen hebben het recht om bij hun ouders op te groeien, zonder dat hun recht op een gezonde en evenwichtige ontwikkeling wordt bedreigd. Als er sprake is van signalen van ernstige bedreiging van de ontwikkeling van een kind en de benodigde hulp op vrijwillige basis ontoereikend is, kan Bureau Jeugdzorg de Raad voor de Kinderbescherming om een onderzoek vragen naar de noodzaak van een maatregel van kinderbescherming. De Raad heeft geen melding ontvangen omtrent zorgelijke signalen over betreffende baby en/of over de opvoeding. Het programma als zodanig zal geen onderwerp van onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming zijn, zolang er geen strijdigheid met de wet (burgerlijk wetboek 1, personen en familierecht, titel 14) wordt geconstateerd.

    De Inspectie SZW heeft de producent geen ontheffing verleend, zoals bedoeld in artikel 3:3 van de Arbeidstijdenwet, omdat deze geen ontheffingsverzoek heeft ingediend. De producent is van mening dat er geen sprake is van kinderarbeid zoals bedoeld in artikel 3:2 van de Arbeidstijdenwet omdat het programma om de ouders draait en niet om het kind.
    Op basis van de Arbeidstijdenwet is er sprake van kinderarbeid. Er is namelijk ook sprake van kinderarbeid indien een kind als onderwerp wordt betrokken bij arbeid die door ouders wordt verricht op basis van een overeenkomst. De Inspectie SZW heeft een boeterapport opgemaakt.
     
  5. Wat is uw reactie op de uitspraak van de moeder dat zij aan de serie, waarin haar kind geboren is, heeft deelgenomen om een lekkere boterham te verdienen en dat zij zonder betaling hiertoe niet zou zijn overgegaan (3)? In hoeverre is het ouders toegestaan hun baby’s en kinderen te gebruiken voor broodwinning? Hoe zwaar weegt het feit dat de baby in dit geval de belangrijkste bron van inkomsten is?
    Deze uitlatingen en inkomensoverwegingen legitimeren niet op voorhand direct overheidsingrijpen. Aan ingrijpen vanuit jeugdbeschermingoptiek ligt een weging van een breder samenstel van factoren ten grondslag. Zie hiervoor ook het antwoord bij vraag 4.