7 oktober 2021

Hoe zit het met PFAS en het Westerscheldegebied?

 

De SGP-fractie in de Tweede Kamer stelt vragen over de PFAS problematiek in de Westerschelde. Het is onder meer hoogst opmerkelijk dat in de milieueffectrapportage voor de ontpoldering geen woord wordt gewijd aan PFAS. Dit moet alsnog tegen het licht worden gehouden voordat de dijken doorgestoken worden.

De leden van de SGP-fractie maken zich grote zorgen over de relatief hoge concentraties PFAS in het Westerscheldegebied en hebben enkele vragen over deze kwestie en de onlangs ontvangen Kamerbrief hierover.

De leden van de SGP-fractie constateren op basis van de verschillende rapporten en meetgegevens dat voor enkele PFAS stoffen (o.a. PFOS) de daling van de concentratie is gestabiliseerd. Deelt de minister deze constatering? Hoe kan worden gegarandeerd dat de aanwezigheid van onder meer PFOS verder gaat dalen, zo vragen deze leden.

De leden van de SGP-fractie vragen of het mogelijk is meer inzicht te geven dan wel te krijgen in de aanwezigheid van PFAS in baggerslib en sediment in de Westerschelde. In hoeverre is en wordt hier onderzoek naar gedaan, zo vragen deze leden.

De leden van de SGP-fractie constateren dat er verschillende datasets en rapporten beschikbaar zijn over de aanwezigheid van PFAS in het Westerscheldegebied (sediment, zwevende stof, water, biota). Wordt werk gemaakt van een integrale analyse van deze data, zodat meer inzicht verkregen kan worden in de wijze waarop PFAS zich verspreidt in het Westerscheldegebied, zo vragen deze leden.

De leden van de SGP-fractie worden graag geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot het bestuurlijk overleg met Vlaanderen over de PFAS kwestie. In het verlengde hiervan: is de veronderstelling juist dat 3M tot 1 juli per dag net zoveel PFAS in de Schelde mag lozen als Chemours in Dordrecht in twee jaar in de Merwede? Gaat dit vergaand teruggeschroefd worden, zo vragen deze leden.

De leden van de SGP-fractie horen graag of u in beeld heeft welke bedrijven in Nederland en Vlaanderen naast 3M ook een significante bijdrage leveren aan de hoge concentraties PFAS in de Westerschelde respectievelijk het kanaal van Gent naar Terneuzen. Welke stappen worden ondernomen om dit zo compleet mogelijk beeld in beeld te krijgen?

De leden van de SGP-fractie constateren dat in 2014 naar aanleiding van het onderzoek naar ‘Perfluoralkylzuren in Nederlands oppervlaktewater 2008-2012’ al door Rijkswaterstaat is aangegeven dat in de Westerschelde bij Schaar van Ouden Doel de hoogste concentraties PFAS in het Nederlandse oppervlaktewater werden aangetroffen en dat aannemelijk was dat de bron hoogstwaarschijnlijk in België lag, dat gezondheidsnormen werden overschreden en dat de hoge PFAS concentraties een probleem vormden voor het halen van de KRW-doelen. Deze leden horen graag welke acties hierop zijn ondernomen.

De leden van de SGP-fractie vragen zich af of in het verband van de Internationale Schelde Commissie is gesproken over de vergunning voor 3M om PFAS te lozen en, zo ja, welke actie hierop vanuit Nederland is ondernomen. Sinds wanneer is het ministerie van I&W/Rijkswaterstaat op de hoogte van de lozingsvergunning van 3M?

De leden van de SGP-fractie horen graag op welke wijze Rijkswaterstaat in het licht van de natuurwetgeving, de Waterwet en de Kaderrichtlijn Water betrokken is bij het beoordelen en monitoren van Vlaamse lozingsvergunningen die invloed hebben op de water(bodem)kwaliteit in het Westerscheldegebied en het kanaal van Gent naar Terneuzen.

De leden van de SGP-fractie hebben begrepen dat in het havengebied van Antwerpen in de buurt van 3M baggerwerkzaamheden worden uitgevoerd. Klopt het dat dit baggerslib (ook) in de Westerschelde, de Scheldemonding en de Voordelta gestort wordt? Hoe verhoudt dit zich tot de regel in het handelingskader PFAS dat grond of bagger met hoge PFAS concentraties niet geplaatst mag worden op bodems met lage PFAS concentraties, zo vragen deze leden.

De leden van de SGP-fractie constateren dat de PFAS-problematiek niet is meegenomen in de passende beoordeling voor het Ontwerpbesluit vergunning vaargeulonderhoud Westerschelde. Zij horen graag waarom ondanks de aanwezigheid van PFAS in het baggerslib uitgesloten kon worden dat het baggeren en storten negatieve gevolgen heeft voor de natuurwaarden in het Westerscheldegebied. Of is herziening van de passende beoordeling nodig, zo vragen deze leden.

De leden van de SGP-fractie horen graag in hoeverre bij het afgeven van baggervergunningen getoetst wordt of gaat worden op de aanwezigheid van PFAS en de mogelijke consequenties daarvan in verband met de Wet Bodembescherming, de Kaderrichtlijn Water en de Wet natuurbescherming. Daarnaast vragen deze leden of lopende baggervergunningen tegen het licht gehouden worden.

De leden van de SGP-fractie lezen dat de minister schrijft dat de bodemvorming in de ontpolderde Hedwigepolder vele tientallen jaren zal duren. Deelt de minister de analyse dat modelberekeningen leren dat vorming van schorren in de Hedwigepolder relatief snel zal verlopen, zo vragen deze leden. De milieueffectrapportage voor de ontpoldering meldt dat ‘de Hedwigepolder reeds na een 10-tal jaren zo goed als volledig uit pioniersschor zal bestaan’. Deelt de minister de mening dat ook de korte termijn effecten van belang zijn, zo vragen deze leden.

De leden van de SGP-fractie horen graag waarom in de milieueffectrapportage voor de ontpoldering van de Hedwigepolder geen enkel woord is gewijd aan de in 2014 bekende hoge concentraties PFAS in het Westerscheldewater nabij de Hedwigepolder.

De leden van de SGP-fractie achten het van groot belang dat mogelijke vervuiling met PFAS bij de huidige ontpolderingsprojecten tenminste goed gemonitord wordt, ook wat betreft het optreden van extra kwelwaterstromen als gevolg van het afgraven van geulen. Deelt de minister deze mening? Hoe gaat zij zorgen voor adequate monitoring bij de projecten Hedwigepolder, Sieperdaschor en Perkpolder?

De leden van de SGP-fractie lezen in het tijdelijk handelingskader PFAS dat de zorgplicht op basis van de Wet bodembescherming en de Waterwet inhoudt dat de bestaande milieukwaliteit niet verder achteruit mag gaan en dat voorkomen moet worden dat de schadelijke stof zich verder in het milieu verspreidt. Deelt de minister de mening dat het onder water zetten van een relatief schone polder met oppervlaktewater met relatief veel PFAS en afzetting van verontreinigd slib tenminste strijdig is met de genoemde zorgplicht en de geest van het tijdelijk handelingskader, zo vragen deze leden.