20 maart 2023

Stop ideologisch kolonialisme vanuit Nederland

Op donderdag 9 maart schreef SGP-Kamerlid een opiniestuk voor Amigoe, een Nederlandstalige middagkrant van Curaçao en Bonaire. Dit ingezonden stuk is hieronder te lezen. Ook de schriftelijke vragen die Roelof Bisschop over dit thema ingediend heeft zijn hieronder te lezen.

In de afgelopen maanden ontstonden onrust en ophef over de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie dat Aruba en Curaçao het homohuwelijk zouden moeten erkennen. Vanuit Nederland werd druk uitgeoefend op deze landen om zich neer te leggen bij de uitspraak en niet in cassatie te gaan. Gelukkig is aan die druk niet toegegeven. Ik vind het belangrijk om weerstand te blijven bieden aan ideologisch kolonialisme.

Bij de ideologische druk om het homohuwelijk in te voeren, wordt vaak voorbijgegaan aan basale juridische gegevens. De VVD-fractie in de Tweede
Kamer stelde bijvoorbeeld dat iedereen binnen het Koninkrijk het recht moet hebben om te trouwen, ook homoparen. Dat recht kent het Statuut echter niet en het internationaal recht evenmin. Op grond van het internationaal recht en het Statuut is het de autonome bevoegdheid van de landen om exclusief te blijven kiezen voor het klassieke huwelijk tussen man en vrouw. Nederland
zou die bevoegdheid moeten respecteren.

Een andere zorg gaat over de rol van de rechter. De uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie past binnen de trend dat rechters zich vaker activistisch opstellen en op de stoel van de wetgever gaan zitten. In dit geval doet het Hof dat door expliciet een rechtsvormende taak te kiezen op grond van een harmoniserende uitleg die aansluit bij landen die rechten van homoparen willen uitbreiden. Het vormen van het recht behoort bij zulke belangrijke vragen echter thuis in de politiek en niet bij de rechter. Bovendien heeft het Gemeenschappelijk Hof, in tegenstelling tot het Hof van Justitie van de Europese Unie, geen opdracht om op deze thema’s bij te dragen aan harmonisatie binnen de landen. De autonomie van de landen is belangrijk voor een gezonde democratische rechtsstaat binnen het Koninkrijk.

Er is alle reden om de autonome bevoegdheid van de landen van het Koninkrijk op grond van het Statuut te onderstrepen. Juist bij fundamentele verschillen in opvattingen is het aan de wetgevers van de verschillende landen om democratisch gelegitimeerde keuzes te maken. Dat past bij de koers die de Hoge Raad eerder aanhield en die de bevoegdheid van de landen respecteerde. Er is geen inhoudelijke reden om de rechter nu wel het politieke stuur over te laten nemen. Bij de verkiezingen voor de Eerste Kamer is steeds meer gewicht toegekend aan de rechten van kiezers buiten Nederland. Sinds 2019 is er een kiescollege voor de BES-eilanden. Deze maand is er voor het eerst ook de mogelijkheid om vanuit landen buiten Nederland te stemmen voor een afzonderlijk kiescollege. Die mogelijkheid geldt ook in de landen van het Koninkrijk. Bij het uitbrengen van een stem zouden kiezers zeker ook moeten afwegen hoe partijen zich inzetten voor de gelijkwaardige behandeling van de (ei)landen van het Koninkrijk. De Eerste Kamer kan een bijzondere rol vervullen om het respect voor de Grondwet en het Statuut te waarborgen en ideologisch kolonialisme te vermijden.

Lees hier de schriftelijke vragen van het Roelof Bisschop aan staatssecretaris Van Huffelen van Koninkrijksrelaties.

  1. Bent u bekend met het bericht ‘Aruba: in cassatie tegen homohuwelijk’ en het ingezonden artikel ‘Hoe was het standpunt van de Nederlandse Antillen en daarna Curaçao en Sint-Maarten’?
  2. Kunt u bevestigen dat het voor de Caribische landen van het Koninkrijk een volstrekt legitiem middel is om in cassatie te gaan tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie indien zij van mening zijn dat inbreuk is gemaakt op hun autonome bevoegdheden op grond van het Statuut?
  3. Deelt u de opvatting dat de keuzes over belangrijke vragen als de invulling van het familierecht onder het Statuut primair behoren tot het primaat van de democratie binnen de landen van het Koninkrijk en dat de rechter niet op de stoel van de politiek mag gaan zitten?
  4. Deelt u de constatering dat het Gemeenschappelijk Hof van Justitie anders dan het Hof van Justitie van de Europese Unie geen opdracht heeft om een harmoniserende uitleg toe te passen die leidt tot steeds uniformere wetgeving in de landen van het Koninkrijk? Zo nee, op welke literatuur en jurisprudentie baseert u uw opvatting?
  5. Erkent u dat er volgens het internationaal recht momenteel geen recht bestaat voor paren van gelijk geslacht om te trouwen? Ziet u het op grond van de Statuut ook als uw verantwoordelijkheid om de vrijheid te verdedigen van de landen van het Koninkrijk om zich te houden aan de ondergrens van het internationaal recht zolang het Statuut zelf geen nadere voorschriften geeft inzake het familierecht en discriminatie?
  6. Bent u ook van mening dat Nederland op dit moment respect past voor het primaat van de democratie in de landen van het Koninkrijk, zeker gezien het feit dat voorstellen in ontwikkeling zijn waarover het parlement in deze landen zich kan uitspreken? Kunt u zich voorstellen dat de druk vanuit Nederland om Nederlandse wetgeving over te nemen in de Caribische landen door velen ervaren kan worden als ideologisch kolonialisme?
  7. Hoe geeft u zich rekenschap van het feit dat de wens tot invoering van een homohuwelijk in de Caribische landen bij velen op grote bezwaren stuit? Bent u voornemens en bereid om in het kader van de dialoog over de mogelijkheid van een homohuwelijk ook in contact te treden met vertegenwoordigers van lokale gemeenschappen die deze bezwaren hebben, waaronder kerken?