29 november 2025

Politeke explosie: 100 jaar 'nacht van Kersten'

“De Coalitie-partijen vallen uiteen. Een regeeringscrisis”. Dat was de vette kop van de krant Het Nieuws van den Dag op 12 november 1925.  Het was de dag na de ‘nacht van Kersten’, deze maand exact 100 jaar geleden. Een verslag van de gebeurtenissen die toen voor grote opschudding zorgden op het Haagse Binnenhof.

Tekst: Menno de Bruyne

De krant opende met dit nieuwsbericht:

“'s-GRAVENHAGE, 11 nov. - De Tweede Kamer heeft hedenmiddag het amendement-Kersten tot schrapping van den begrootingspost ten behoeve van het gezantschap bij den Paus aangenomen met 52 tegen 42 stemmen, waarmede beslist is, dat het gezantschap wordt opgeheven. De vier Rooms-Katholieke ministers (…) zullen aan H.M. de Koningin ontslag uit hun ambt verzoeken. De beraadslagingen over de Staatsbegrooting zijn geschorst.”

Vrijwel de hele voorpagina van Het Nieuws van den Dag was gewijd aan de ‘politieke explosie’ waar ds. G.H. Kersten een belangrijk aandeel in had. Ook andere bladen pakten uit met de Haagse perikelen. De kabinetscrisis maakte een eind aan het kabinet-Colijn, dat slechts drie maanden eerder door koningin Wilhelmina was beëdigd. Dat kabinet bestond uit ministers van de protestantse ARP en CHU enerzijds en de Rooms-Katholieke Staatspartij (RKSP) anderzijds. Sinds 1918 was deze coalitie aan de macht.

Pretenties

Breekpunt in de ‘Nacht van Kersten’ was het Nederlandse ‘gezantschap’ (een soort ambassadeur) bij de paus in Rome. Die ambassade was tijdens de Eerste Wereldoorlog door de Nederlandse regering ingesteld als een soort luisterpost voor diplomaten. Na de oorlog zou dat omstreden gezantschap weer worden opgeheven, maar die belofte werd niet ingelost. Veel protestanten hadden moeite met het gezantschap. Ze zagen daarin een erkenning van de geestelijke en wereldlijke pretenties van de paus. Daarbij verwezen ze naar de bloedige onafhankelijkheidstrijd van Nederland tegen Spanje en Rome.

In de Tweede Kamer werd het verzet tegen het gezantschap mede aangevoerd door de Christelijk Historische Unie (CHU), de partij waar veel lidmaten van de ‘vaderlandse’ Nederlandse Hervormde Kerk op stemden. Ettelijke pogingen van hun voorman jhr. mr. A. de Savornin Lohman om het gezantschap te laten schrappen op de begroting mislukten. Binnen de ‘gereformeerde’ Antirevolutionaire Partij (ARP) leefden de bezwaren tegen het Vaticaan ook, maar minder. Abraham Kuyper vond samenwerking met Rome belangrijk ‘om de christelijke grondslagen van ons volksleven te beschermen’.

Rome en Dordt

Op 1 juli 1925 waren er verkiezingen voor de Tweede Kamer. Verliezers waren onder anderen de rooms-katholieken en de antirevolutionairen. De CHU bleef stabiel, terwijl de SGP haar zetelaantal verdubbelde: van een naar twee. Daarnaast veroverde de Hervormd Gereformeerde Staatspartij voor het eerst een zetel in de Kamer. Die partij was een concurrent van de CHU. Hun voorman, de hervormde ds. Lingbeek, hamerde sterk op het verbreken van de samenwerking van ‘Rome en Dordt’. De CHU, maar ook de ARP, voelden de hete adem van de kleine protestantse partijen dan ook in de nek. Desondanks formeerde ARP-voorman Colijn opnieuw een coalitiekabinet, wetend dat er een bom onder zijn coalitie lag.

Op de avond van dinsdag 10 november 1925 stond de behandeling van de begroting van Buitenlandse Zaken op de Kameragenda. Tegen 1 uur in de nacht kwam ds. Kersten aan het woord. Samen met ds. Zandt had hij een amendement ingediend om het geld dat was bestemd voor het behoud van het gezantschap bij de paus te schrappen. In een lang betoog lichtte hij zijn bekende bezwaren tegen een ambassade bij het Vaticaan nog eens toe. Al eerder waren pogingen om het gezantschap op te heffen mislukt, erkende ds. Kersten, maar de uitslag van de verkiezingen ‘biedt mij enige hoop’. De bom was gelegd.

De spreker na ds. Kersten was monseigneur Nolens, de voorman van de Rooms-Katholieke Staatspartij. Hij wond er geen doekjes om. Als het SGP-amendement zou worden aangenomen, zou dat voor rooms-katholieke Nederlanders ‘uiterst grievend’ zijn. Dan zullen de rooms-katholieke ministers uit het kabinet stappen. Ds. Kersten had de bom gelegd, Mgr. Nolens zette die op scherp. Daarna volgden nog meerdere sprekers, waarna de Kamervoorzitter de vergadering diep in de kleine uurtjes sloot. De stemming over het amendement werd bepaald op 13.00 uur des middags.

Crisissfeer

Het nieuws over de mogelijke val van het kabinet had zich snel verspreid. Op het Binnenhof hing een crisissfeer. Al in de ochtend was het kabinet in spoedzitting bijeengekomen, en tegen 13.00 uur liep het Binnenhof vol met politieke ramptoeristen. Ook vrijwel alle ministers en Kamerleden waren present. Het Nieuws van den Dag: “Hoewel reeds hedennacht laat de precaire politieke situatie bekend was geworden en de ochtendbladen hier niet opvallend de aandacht op hadden gevestigd, bleek de politieke neus van het publiek te hebben bemerkt, dat er iets broeide. Tegen het aanvangsuur, één uur, kwamen van alle zijden belangstellenden opzetten en de gereserveerde en publieke tribunes waren stampvol. (…) Er was nervositeit onder de wachtenden. In het gebouw was het niet anders. Daar gevoelde men het gewicht van de stemming, die straks zou plaats grijpen, het stond op de gezichten te lezen.”

Tot op het laatste moment was de spanning voelbaar. In de rij van sprekers met een stemverklaring, gaf de spreker van de Vrijzinnig Democratische Bond (een soort D66), mr. Marchant de doorslag. In het verleden had zijn partij altijd tegen amendementen als die van ds. Kersten gestemd. Nu zou hij voorstemmen, om zo het zijns inziens ‘schadelijke’ kabinet te laten vallen. Om diezelfde oppositionele en opportunistische reden stemden dit keer ook de socialisten voor.

De bom barst

Daarmee was het lot van het kabinet-Colijn bezegeld. Het amendement-Kersten werd aangenomen met 52 stemmen voor en 42 stemmen tegen. Onmiddellijk nadat Kamervoorzitter jhr. mr. Ruijs de Beerenbrouck de uitslag had vastgesteld, stond eerste minister Colijn ‘onder groote beroering’ op. “Met volmaakte uiterlijke kalmte heeft hij het votum, dat zijn ministerie den doodsteek gaf, aangehoord”, schreef een krant.

Uit zijn jaszak haalde hij een getypte verklaring die ‘met statigen ernst’ werd voorgelezen: “In verband met de omstandigheid, dat vier r.-k.-ministers mij hebben meegedeeld, dat zij in de aanneming van het amendement tot schrapping van de gelden, bestemd voor het gezantschap bij het Vaticaan, aanleiding zullen vinden om aan H.M. de Koningin ontslag uit hun ambt te verzoeken, zal de politieke toestand die daardoor ontstaan is (…) onder de ogen moeten worden gezien. Onder die omstandigheden schijnt de voortzetting van beraadslagingen over de Begrooting niet doelmatig en verzoek ik daarom schorsing der beraadslagingen.”

De voorzitter kon kan weinig anders doen dan gehoor geven aan dit verzoek. Het kabinet was gevallen; de vergadering werd gesloten.

Consternatie

De consternatie was, getuige de persverslagen, groot. “Op het Binnenhof, voor den uitgang der Tweede Kamer verzamelde zich een talrijke menigte. In groepjes besprak men den toestand. Men keek met grote belangstelling naar de vertrekkende ministers en Kamerleden. Persfotografen hadden druk werk. Er heerschte groote opgewondenheid op het Binnenhof.” In en buiten de Kamergebouwen vergaderden Kamerleden en fracties over de ontstane situatie, en ’s avonds kwam de ministerraad opnieuw in een buitengewone vergadering bijeen.

Uit alle commentaren kwam één ding naar voren: de crisis was ‘stellig één van de belangrijkste in onze parlementaire historie, in elk geval de meest verwarde’, schreef ARP-krant De Standaard. Hoe juist deze constatering was, bleek uit de gebeurtenissen die volgden. Maar liefst zeven formatiepogingen liepen spaak. Ten einde raad gaf koningin Wilhelmina toen maar een geheime formatieopdracht aan de CHU-voorman jhr. mr. D.J. de Geer. Zodoende kon er exact vier maanden na de crisis alsnog een soort tussenkabinet De Geer I aantreden.

Andere tijden

Mensen van nu kunnen zich verbazen over een politieke crisis over een Nederlandse ambassade bij het Vaticaan. Dat mensen uit 1925 daar anders in stonden, bewijzen de gebeurtenissen van toen.

Dat geldt voor veel meer dingen. Het is nu eenmaal lastig je in te leven in een compleet andere tijd en (leef)wereld. De fronten liggen nu totaal anders. Zo stemde de SGP in de jaren ’90 tegen het wegbezuinigen van het gezantschap bij de paus. D66 wilde dat graag omdat de toenmalige paus zich sterk maakte voor ongeboren kinderen.

Andere tijden scheppen andere omstandigheden, en andere omstandigheden leiden tot andere afwegingen. Dat was in 1925 zo, dat is in 2025 nog steeds zo en dat zal ook zo zijn in 2125 – als tegen die tijd de bazuinen nog niet hebben geklonken.    

 

Dit artikel verscheen eerder in de novembereditie van SGP-partijblad De Banier.