31 mei 2021

Schapen onder de wolven - Bijdrage SGP aan notaoverleg christenvervolging

Een paar maanden geleden presenteerden CDA, CU en SGP een initiatief-nota over de vervolging van christenen. Veelzeggende titel: ‘Schapen onder de wolven’. Als je de aantallen bekijkt, zijn christenen momenteel de grootste groep vervolgden. De jaarlijkse ranglijst van Open Doors zegt genoeg. Gelukkig zijn er verschillende organisaties actief om deze groep vervolgden, waar mogelijk, bij te staan. Denk aan Hulp Vervolgde Christenen (HVC), SDOK en Kerk in Nood.

Een initiatiefnota biedt politieke partijen de mogelijk om een bepaalde kwestie op de agenda van de Tweede Kamer te zetten en misstanden aan de kaak te stellen. Het was het CDA-kamerlid Martijn van Helvert die het initiatief nam. Samen met CU-kamerlid Voordewind en Kees van der Staaij. Jammer is dat twee van de drie indieners de bespreking van hun nota niet zelf meer konden doen. Van Helvert werd helaas niet meer herkozen, en Voordewind had al eerder laten weten dat hij niet meer herkiesbaar wilde zijn. Van de oorspronkelijke initiatiefnemers was Kees van der Staaij dan ook de enige die de nota verdedigde, samen met nieuwkomers Don Ceder (CU) en René Peters (CDA).

Namens de SGP voerde Roelof Bisschop het woord. Bij het overleg was ook minister Blok van Buitenlandse Zaken aanwezig. Lees hier de bijdrage van Roelof Bisschop.

Allereerst complimenteer ik de initiatiefnemers voor hun noeste arbeid en klip-en-klare initiatiefnota. De titel luidt ‘Schapen tussen de wolven’.
Zulke schapen zijn ten dode opgeschreven, zou je zeggen, en als je kijkt naar het geweld tegen christenen is dat maar al te vaak het geval. Maar dat hóeft niet zo te zijn: een moedige herder is een geduchte verdediger. Ik zou de minister willen oproepen die herdersrol met verve op zich te nemen?

De initiatiefnota noemt een zestal concrete aanbevelingen richting het kabinet. De SGP ziet graag dat ze alle zes voortvarend worden uitgevoerd, en als ik de reactie van het kabinet zo lees, dan zal dat deels ook het geval zijn. Bij aanbeveling 2 geeft het kabinet aan dat “Nederland zich (…) achter de schermen uitspreekt over de positie van religieuze minderheden en aan individuen.” Heel goed!

Bij aanbeveling 4 is de reactie van de regering: “Nederland zet met gelijkgestemden in op hervorming en versterking van de Mensenrechtenraad”. Broodnodig! En bij aanbeveling 6 erkent het kabinet het belang “om tijdens buitenlandse bezoeken aandacht te geven aan de vrijheid van religie, juist in landen waar die onder druk staat.” Dat wekt vertrouwen! Ik vraag de minister hier werkelijk en consequent handen en voeten aan te geven.

Voorzitter, waar ik achter bleef haken, was de reactie bij aanbevelingen 1 en 5. De initiatiefnota van CDA, CU en SGP bevat een gloedvol en goed onderbouwd betoog voor een objectievere en minder ideologische houding ten aanzien van christenvervolging. Ik citeer: “Indien er aandacht wordt gevraagd voor afzonderlijke groepen die onderdrukt worden, dan heeft in het algemeen niemand daar bezwaar tegen, ongeacht of deze onderdrukking voortvloeit uit geloof, politieke voorkeur, seksuele oriëntatie of etniciteit. (…) Deze benadering verdwijnt echter op het moment dat er aandacht wordt gevraagd voor het lot van vervolgde christenen. Er wordt dan direct geappelleerd aan andere vervolgde minderheden: ‘En zij dan? Waarom komen jullie niet voor hén op?’”
Een rake analyse.

Maar in haar reactie herhaalt het kabinet echter dat Nederland “geen onderscheid maakt tussen religieuze groepen onderling of tussen levensovertuigingen. Het kabinet hecht eraan deze vorm van onpartijdigheid te blijven waarborgen.” Mijn vraag aan de initiatiefnemers: blijft het kabinet zo om de hete brei heen draaien? En aan de minister: wat is er mis met het opkomen voor een specifieke doelgroep? Vaak worden christenen bijvoorbeeld slachtoffer van geweld door Boko Haram en Fulani herders in Nigeria, waarover ons ook zeer recent nog berichten bereikten. Denkt de minister niet dat het onderkennen daarvan de effectiviteit van beleid bevordert?

Het andere punt is aanbeveling 5: het verbod op geavanceerde surveillancetechnieken naar landen als China, die dit kunnen gebruiken om eigen burgers te onderdrukken. Mijn vraag aan de minister is: gaat u een verkenning van de noodzaak van wetgeving op dit punt nadrukkelijk bij het onderzoek naar het onder exportcontrole brengen van surveillancetechnologie? Wordt de Kamer zo snel mogelijk geïnformeerd over de uitkomsten van dat onderzoek, en kunnen we rekenen op voortvarende actie van het kabinet waar dat nodig is?