Ontwikkelingssamenwerking

In onze tumultueuze wereld moet Nederland – ook in EU-verband – pal staan voor vrede en recht. Het tegengaan van onrecht en uitbuiting is immers een Bijbelse opdracht. Bij recht doen hoort dat we onze naasten in nood een helpende hand bieden. De allerarmsten kunnen we helpen met een ruimhartig ontwikkelingsbudget voor acute noodhulp, genoeg (drink)water en voedsel, versterking van het onderwijs en rechtsbescherming. Ook zijn mensen gebaat bij een duurzaam handelsbeleid dat lokale productieketens versterkt. Doelmatig beleid komt het makkelijkst van de grond als dat gebeurt samen en in overleg met de lokale bevolking en (religieuze) autoriteiten. Kleinschalige organisaties met praktijkervaring zijn daarbij van grote waarde.

Dat onze inzet op dit punt nodig is, blijkt helaas alleen al uit het gegeven dat er iedere dag nog meer dan 650 miljoen mensen in extreme armoede leven, en dat 50 miljoen mensen gebukt gaan onder moderne slavernij. Maar er is ook goed nieuws: het percentage mensen dat in ontwikkelingslanden in extreme armoede leeft daalde van 47% in 1990 naar 8,5% in 2023.

De Bijbelse begrippen van gerechtigheid en rentmeesterschap zijn niet alleen van toepassing op ons eigen land, maar ook op mensen die ver weg wonen. Daarom is het goed als overheid en burgers nadenken over de gevolgen van hun keuzes en acties voor mensen in arme landen. Zo kan onze consumptie leiden tot gebrek aan grondstoffen en milieuvervuiling elders.

Onverwachte (natuur)rampen of crises, denk aan irreguliere migratie, mogen geen te grote druk leggen op het budget voor ontwikkelingssamenwerking. Middels steun bij het opbouwen van de rechtsstaat kan Nederland bijdragen aan veiligheid en welvaart in andere landen. Er ontstaat dan immers een veilige situatie voor school, werk en leven. Zo hebben ook programma’s op het gebied van onderwijs, gezondheidszorg, landbouw en sociale gelijkheid meer kans van slagen.

Voor de SGP zijn belangrijke punten de oprichting van een speciaal fonds voor moeder- en kindzorg, en een handels- en ontwikkelingsbeleid waar, in nauwe samenwerking met lokale (religieuze) organisaties, juist de allerarmsten van profiteren.

Verdere beleidsvoornemens

  • Binnen het ontwikkelingsbeleid moet de ondersteuning van de allerarmsten en meest kwetsbaren (zoals weduwen, kinderen en mensen met een beperking) voorrang hebben. Een belangrijk aandachtspunt is een rechtvaardige inkomensverdeling binnen en tussen landen.
  • De 0,7%-norm die in OESO-verband is afgesproken blijft een waardevol ijkpunt. Tegelijk moeten ook nieuwe vormen van financiering overwogen worden, zoals een combinatie van 0,5% van het BNI aan ODA plus 0,25% aan het (fiscaal) stimuleren van private investeringen in ontwikkelingslanden. Zo kunnen we bijdragen aan het realiseren van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s) die wij vooral waardevol achten, zoals SDG 2 (voldoende voedsel) SDG 6 (genoeg en schoon water) en SDG 16 (recht doen).
  • Het ontwikkelingsbudget wordt niet langer uitgehold door het in te zetten voor opvang van asielzoekers in Nederland. Hiertoe wordt een ‘plafond’ ingesteld.
  • Transparantie, efficiëntie en doelmatigheid zijn de uitgangspunten voor het beleid. Budgetten, doelen en effecten moeten serieus gemonitord worden, zodat betrokken departementen ook ‘leervermogen’ kunnen tonen.
  • Binnen ontwikkelingssamenwerking moet er kennis zijn van en aansluiting op de lokale cultuur, religieuze gebruiken, en bedrijvigheid – kortom: ‘lokalisatie’ – ook om onafhankelijkheid te bevorderen en projecten ooit weer te kunnen afbouwen.
  • Juist de allerarmsten en minderjarigen zijn vaak slachtoffer van (seksuele) uitbuiting en geweld. Nederland bevordert naleving van internationale afspraken en een goed functionerend rechtssysteem in landen waar dit onvoldoende het geval is.
  • Om te kunnen voorzien in eerste levensbehoeften als schoon water en gezond voedsel verdienen maatschappelijke organisaties ruimhartige financiële en politieke steun. Zo kan samenwerking tussen Nederlandse en buitenlandse waterschappen echt een ‘systeemverandering’ veroorzaken.
  • Nederland stimuleert het delen van kennis en expertise tussen Nederlandse en buitenlandse bedrijven, overheden en kennisinstellingen. De speciale ambassadeur voor de watersector moet zich blijven richten op zowel ‘dienen’ (hulp) als ‘verdienen’ (handel).
  • Om ieder kind en iedere jongere een goede start te bieden, steunt Nederland goed basis- en vakonderwijs. Dan leren zij een vak en krijgen ze de ‘tools’ in handen om, wellicht via een eigen onderneming, te bouwen aan hun toekomst. Werkgelegenheid kan ook migratie en een ‘braindrain’ helpen voorkomen.
  • Het beleid op het gebied van seksualiteit en voortplanting (‘SRGR’) dient zich te richten op het verbeteren van de basale gezondheidszorg en een verantwoorde omgang met relaties en gezinsvorming. Het moet niet gaan om het bevorderen van een ‘vrije’ seksuele moraal en seculiere, westerse ideologie, maar om inbedding van seksualiteit in relationele verantwoordelijkheid en trouw tussen man en vrouw. Dat is echt gezond beleid en beschermt vrouwen, kinderen en gezinnen. De SGP wenst dat dit ook wordt bepleit binnen de EU en de VN.
  • Nederland moet meer investeren in betere zwangerschaps- en kraamzorg in plaats van het promoten van abortus, en daarnaast in het aanbieden van uitstapprogramma’s voor prostituees, het tegengaan van (online) kinderprostitutie, en het promoten van huwelijkstrouw om een ziekte als aids te voorkomen.
  • ‘Genderbeleid’ mag niet gaan om verspreiding van een ideologie die verschillen tussen man en vrouw ontkent of kleine minderheden als uitgangspunt neemt. Het gaat om zaken als het tegengaan van geweld tegen vrouwen en meisjes (inclusief ‘gendercide’) en het toerusten van vrouwen in economisch opzicht.
  • Steun blijft hoog nodig voor preventie tegen virussen en (infectie)ziekten. Het assertief promoten van allerlei rechten en (individuele) vrijheden op het gebied van relaties en seksualiteit die kenmerkend zijn voor de seculiere westerse cultuur is onwenselijk.
  • Preventie en bestrijding van pandemieën vraagt om versterkte internationale coördinatie, maar ook inzet op een grotere ‘eigen’ productie van essentiële medische hulpmiddelen.
  • Coherent beleid kan alleen gevoerd worden als de gevolgen van beleid en wet- en regelgeving voor ontwikkelingslanden consequent worden getoetst. Het met een ‘SDG-toets’ aangevulde Integraal Afwegingskader (IAK) moet strikter en breder worden toegepast.
  • Nederland moet nood- en humanitaire hulp en verzoeningsprojecten ruimhartig steunen. In noodgevallen komt dit budget bovenop het reguliere ontwikkelingsbudget.
  • De SGP staat positief tegenover steun en subsidies aan (christelijke) NGO’s die, vaak op wat kleinschaliger niveau, zeer effectief zijn door onder meer goede aansluiting op de lokale situatie én een solide fundament van donateurs. Laat Nederland niet als vanzelfsprekend honderden miljoenen euro’s verdelen via logge, inefficiënte en bureaucratische multilaterale (VN-)instellingen.


Terug naar overzicht

Lid worden

Dankzij zo'n 30.000 SGP-leden, kunnen wij, landelijk en lokaal, een vuist maken in de politiek. Wil jij hier ook aan bijdragen?

Doneren

Is een lidmaatschap niet wat je zoekt, of je bent al lid? Ook financiële steun stellen wij erg op prijs.

Werk mee

Wil jij bijdragen aan het behalen van onze doelen? Bekijk dan de openstaande vrijwilligers- en vaste functies.