5 september 2020

Rouwen om de Haghia Sophia?

 

Rouwen om de Hagia Sophia?


Alweer een maand geleden verklaarde de Turkse president Erdogan de kathedraal van de Goddelijke Wijsheid in Istanboel opnieuw tot moskee. Wat opviel was dat vrijwel niemand ervan opkeek, laat staan geschokt was.


Onaangedaan

Dat men in bevindelijk-gereformeerde kringen vrij onaangedaan reageerde, valt te begrijpen. Daar heerst nog altijd weinig affiniteit met de Rooms-Katholieke Kerk in het Westen, laat staan de Orthodoxe kerk van het Oosten. Paus Franciscus, die nota bene was uitgenodigd voor de openingsceremonie van de moskee, gaf er nog blijk van dat het hem iets deed. “Mijn gedachten gaan uit naar Istanboel, ik denk aan de Hagia Sophia en ik ben erg gekwetst,” zo verklaarde hij. Op zijn minst sprak daaruit nog enige vorm van oecumenische solidariteit.

Gekwetste paus

Toch duidt ook dat niet op heftige emoties. Nog niet zo heel lang geleden keerde hij zich samen met de Grieks-orthodoxe patriarch Bartholomew in sterke bewoordingen tegen onze Westerse samenleving en de rol die zij zou spelen bij de huidige klimaatverandering. In dat licht getuigt zijn “gekwetstheid” van veel minder besef van urgentie. De paus lijkt vooral geen politieke conclusies te willen trekken. Wat dat betreft is hij de tegenpool van de Russisch-orthodoxe patriarch Kirill. Die durfde de zaak wel scherp te stellen. ‘Een bedreiging tegen de Hagia Sophia,’ zo stelde hij, ‘is een bedreiging voor de hele westerse beschaving.’

Erdogan’s droom

De huidige Turkse president heeft er inderdaad nooit een geheim van gemaakt dat hij droomt van een herleving van het oude Ottomaanse Rijk, dat zich in haar hoogtijdagen gedurende de vijftiende tot de zeventiende eeuw uitstrekte over Zuidoost-Europa en grote delen van het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Een van de grote hoogtepunten was de verovering van het toenmalige Constantinopel in 1453 door sultan Mehmed II. Op zijn witte hengst reed hij de stad binnen om af te stijgen bij de basiliek van de Hagia Sophia, er binnen te gaan, te knielen en Allah te danken voor zijn overwinning op de christenen. Na meer dan een millennium de zetel van de Oosterse kerk te zijn geweest, werd de - toen al oude - basiliek vervolgens omgedoopt tot moskee, en bleef dat tot 1934, toen de seculiere president Atatürk besloot er een museum van te maken.

Gevaar voor het Westen

De grote humanist Enea Silvio Piccolomini, de latere paus Pius II, rouwde destijds om het verlies van wat hij ‘de tempel van de Goddelijke Wijsheid’ noemde. De hele klassiek-christelijke traditie, die van Homerus en Plato, Moses en Jezus, Petrus en Constantijn, was volgens hem ten dode opgeschreven wanneer de islam de wereld zou domineren. Daarmee gaf deze toekomstige paus, precies 400 jaar na het grote schisma tussen Constantinopel en Rome, niet alleen blijk van meer oecumenisch bewustzijn dan Franciscus vandaag. Hij besefte ook dat daarmee niet alleen de beschaving van het Oosten, maar ook die van het Westen gevaar liep.

Vervolging

Dat gevaar dreigt ook nu. Daarvoor zijn de historische parallellen te opvallend. Voor president Erdogan staat de Hagia Sophia als moskee symbool voor de internationale politieke beweging van het islamisme, die ernaar streeft om de Westerse wereld via een moderne Jihad aan Allah en de Sharia te onderwerpen. En hijzelf is er een van de meest uitgesproken exponenten van. Wat er nog rest van de miljoenen geloofsgenoten die Turkije ooit rijk was, wordt vervolgd. En voor zover kerken niet in rook opgaan, worden ze omgedoopt tot moskeeën. Eenzelfde politiek wordt door islamisten ook voor Europa gepropageerd. Wat zegt het over de kerken in West-Europa wanneer zij achter de Hagia Sophia niet langer het leed zien van onze geloofsgenoten in Turkije en andere islamitische landen? Zij die vervolgd worden om Christus’ wille. Dezelfde Christus, die ook ons van Godswege tot Wijsheid geschonken was.

Hans van de Breevaart - wetenschappelijk medewerker WI-SGP

Deze bijdrage is eerder als column gepubliceerd in Protestants Nederland, jaargang 85 nr. 8/9 (2020).