15 december 2015

Er ist wieder da

 

Er was eens een zigeuner. Die zigeuner wilde gaan biechten. De priester vertrouwde het niet zo en dus vroeg hij hem of hij Gods geboden wel kon opnoemen. Waarop de zigeuner antwoordde: ‘Nou, ja mijnheer, ik zou die wel uit mijn hoofd gaan leren, maar ik hoorde via de tamtam dat ze binnenkort worden afgeschaft.’  Dit verhaaltje wordt aangehaald in het recent opnieuw vertaalde boek van José Ortéga y Gasset, ‘De opstand van de massamens’. Nu de Tweede Kamer voor ons al een aantal concrete knelpunten op het terrein van Justitie heeft opgelost, wilde ik kort doorborduren op dit verhaaltje.  

De Eerste Kamer sprak vorig jaar tijdens de begrotingsbehandeling over de democratische rechtstaat en over hoe belangrijk de toegang tot het recht is. Maar daaraan gaat een nog belangrijker vraag vooraf. Namelijk de vraag wat de vóóronderstellingen van onze democratische rechtstaat zijn. Wat schraagt die democratische rechtstaat? Wat geeft haar inhoud? Dan gaat het niet allereerst over de hoogte van griffierechten, het aantal rechtbanken, gesubsidieerde rechtsbijstand, zorgvuldige procedures of over representativiteit. Dan gaat het over de vraag welke mensen die rechtstaat vorm moeten geven. Hoe staan zij in het leven, met welke waarden, normen en idealen? Welke opvoeding hebben zij genoten? Door welk moreel kompas laten zij zich leiden?

De zigeuner uit het verhaaltje vertelt over het afschaffen van Gods geboden. Dat is wat feitelijk de afgelopen decennia in Nederland en West-Europa heeft plaatsgevonden. Veel christelijke waarden en normen zijn weggewuifd, ook uit het publieke leven. Niet omdat er zich iets beters aandiende. De vroegere waarden en normen zijn teruggedrongen zónder dat er een andere moraal aan de horizon is verschenen. Dat heeft bij veel mensen tot opluchting geleid. Weg met wat herinnert aan een christelijk verleden en aan het gezag van de kerk. Weg met al die verplichtingen en voorgeschreven normen. Die opluchting is soms nog te begrijpen ook. Hoewel, onze vroegere collega Hans Hillen schrijft in zijn recente boek ‘God vergeten’ terecht, dat de overheid inmiddels méér regels heeft gemaakt dan de kerk ooit heeft gehad. In die zin komt de vrijheidszoekende burger van een koude kermis thuis.

Nu de fase van opluchting achter ons ligt, mag de vraag worden gesteld: hoe nu verder? Is de huidige moraal niet vooral een negatieve moraal? Het spiegelbeeld van de oorspronkelijke christelijke moraal? Restanten die herinneren aan het christelijk verleden zijn vervangen door hun tegenpolen. Denk aan de bescherming van het leven, de bescherming van wat heilig is, het huwelijk, de seksuele moraal of de plaats van de zondag. We herinneren ons dat zelfs een verwíjzing naar het onmiskenbaar en onloochenbaar christelijk verleden in de concept EU-grondwet taboe was. We hebben ons gericht op een nieuwe cultuur die schitterend lijkt, maar heeft zij wel wortels? Deze nieuwe, a-christelijke cultuur parasiteert immers op de oude beschaving die tegelijkertijd wordt verworpen. Hoe lang gaat dat goed? Is onze democratische rechtstaat denkbaar zonder christelijke moraal?

Gasset schrijft over de opstand van de massamens. Een opstand tegen de culturele, politieke en morele standaarden uit het verleden. Die massamensen zijn zeker geen wilde horden. Het zijn nette, intelligente mensen die zich niet willen conformeren aan welke specifieke moraal dan ook. Het zijn mensen die talloze rechten opeisen, maar weinig verplichtingen willen hebben. Ze hebben geen vertrouwen in een god of in een hogere autoriteit buiten henzelf. Geen eerbied voor de geschiedenis of voor beproefde instituties. Ze worden gedreven door een verlangen naar vrijheid en gelijkheid. Ze zijn echter ook zo vrij en ongebonden, dat ze zich leeg weten. Ze zijn meester van alle dingen, maar geen meester van zichzelf. Ze missen richting en zingeving. Gasset beschrijft – in die onheilspellende jaren dertig van de 20e eeuw - waar de leegte van de massamens toe zal leiden: ‘Spoedig zal een overweldigende schreeuw opklinken, smekend om iets of iemand die de leiding neemt, die een opdracht, bezigheid of verplichting kan opleggen.’ Het bleken profetische woorden.

De klassieken leren al, dat een democratie kan omslaan naar een ochlocratie, waarbij de samenleving wordt geregeerd door de massamens en chaos op de loer ligt. De huidige oproepen tot bindende referenda zijn een teken aan de wand, evenals de verslaving van karakterloze politici aan kiezersonderzoeken en opiniepeilingen. Gasset waarschuwt voor de opkomst van de hyperdemocratie en voor politici die van alles beloven zonder het te kunnen waarmaken. Vervolgens is het maar een kleine stap voordat de roep om een sterke man klinkt die wel orde op zaken stelt. ‘Er ist wieder da.’

Dit brengt mij bij mijn vraag aan de minister. De christelijke normatieve principes hebben afgedaan, maar welke principes schragen nu onze democratische rechtstaat? Welke morele code draagt onze democratie? Is dit geen zorg voor de minister? Bondskanselier Merkel riep de Duitse bevolking op om eens wat vaker naar de kerk te gaan en de bijbel te lezen. Om te stáán voor de christelijke traditie en cultuur. Vindt de minister zo’n oproep niet aanstekelijk? Is hij bereid – als verantwoordelijk bewindspersoon voor de relatie met de kerken – om hierover eens met de kerken door te spreken? Want als onze rechtstaat wordt bedreigd - van binnenuit of door een radicale ideologie van buitenaf - welke samenbindende en bezielende invloed kan dan uitgaan van het seculiere levensideaal dat zijn hoogste waarden vindt in een vrije seksuele moraal en een onbeperkt recht tot kwetsen? Hopelijk kan de minister méér noemen dan concert- of terrasbezoek.

Begrotingsbeleid

De begroting die met Prinsjesdag is gepresenteerd, was onvoldragen. Dat is opvallend, omdat voor iedereen duidelijk was dat het budget voor veiligheid te laag was. De SGP vindt de gewijzigde begroting een belangrijke stap. Blijft staan dat het nog steeds onduidelijk is of we in het komende jaar wél vooruit kunnen met deze begroting. In de Tweede Kamer zijn moties aangenomen over de primaire taken van de politie, de noodzaak van voldoende budget voor de rechtbanken en de motie over extra budget voor het Openbaar Ministerie voor onder andere terrorismebestrijding. Die moties maken duidelijk dat er binnenkort weer een wijziging komt, en wel bij de Voorjaarsnota. Waarom komt de minister niet ineens met een noodzakelijke reparatie?

De SGP krijgt de indruk dat er te weinig inzicht is in wat nu werkelijk nodig is voor de veiligheid en het behoud van de rechtsstaat. Deels is dit een gevolg van niet goed te kwantificeren taken bij bijvoorbeeld de politie. Voor een ander deel heeft het te maken met politieke afwegingen: vind je dat een rechtbank dichtbij de burger moet zijn of mag het ook op grotere afstand? Graag krijgen we van de minister de toezegging dat hij bij de Voorjaarsnota ook rapporten voegt die duidelijk maken wat de dreiging van terrorisme en de gevolgen van de grote toestroom aan asielzoekers nu precies voor gevolgen hebben voor het gewone werk van politie, justitie en rechterlijke macht. Dan kunnen we duidelijk krijgen of de budgetten inderdaad afgestemd zijn op de taken.

Dank u wel