
25 april 2025
Alle bewierrokers van diversiteit en inclusie: gordels vast!
De commissie Binnenlandse Zaken van Tweede Kamer kwam op donderdag 24 april bijeen om met minister Uitermark te debatteren over het functioneren van de rijksdienst. Namens de SGP nam Kamerlid Flach deel aan het debat. Zijn bijdrage stond onder andere in het teken van diversiteit en inclusie. De inbreng is hieronder te lezen.
Als hoeder van de Grondwet zal deze minister artikel 3 wel kunnen dromen: ‘Alle Nederlanders zijn op gelijke voet in openbare dienst benoembaar.’ Juridisch zit het best snor met de naleving van deze norm. Theoretisch gezien maakt iedere Nederlander ongeacht zijn achtergrond even veel kans op een benoeming. De SGP constateert echter dat dit uitgangspunt in de praktijk juist door het overheidsbeleid onder druk kan staan. Ik besteed daarom deze keer aandacht aan een aantal problemen op dit gebied.
Spreiding Rijkswerkgelegenheid
Gelijke kans op benoeming bij de Rijksoverheid bestaat op dit moment zeker niet voor alle provincies en regio’s. Aan de geografische diversiteit en inclusie rammelt het nog behoorlijk. De minister houdt de vinger aan de pols als het gaat om de spreiding van de Rijkswerkgelegenheid, maar juist hier mis ik afrekenbare doelstellingen en concrete plannen. Voor niet-Westerse allochtonen hanteert het Rijk wel streefcijfers, maar Nederlanders die niet in het Westen van ons land werken, laten we bungelen.
De minister werkt aan een database met mogelijkheden en zij stuurt rond de zomer een brief met concrete voorbeelden.Gaat de minister in aanloop daarnaartoe in ieder geval actief alle vitale regio’s vragen welke ideeën zij hebben voor nieuwe Rijkswerkgelegenheid?
Diversiteit en inclusie
Misschien is het verstandig dat alle bewierokers van inclusie en diversiteit kun gordels vastmaken, want ik ga nu mijn ongenoegen uiten over de heuse diversiteitsdictatuur die woedt bij de Rijksoverheid. Er zijn nieuwe aanbestedingen uitgeschreven om duizenden ambtenaren op cursus te sturen voor het bewerken van hun vooroordelen.
Het is goed om even mens en paard te noemen wat ambtenaren op zo’n cursus meekrijgen. Dat kun je bijvoorbeeld lezen in de stijlgids die de Rijksoverheid ondersteunt om inclusieve communicatie te bevorderen. We mogen geen ‘timmerman’ meer schrijven, maar dat moet ‘timmerlied’ zijn. De uitdrukking ‘blinde vlek’ moet vermeden worden, want die zou validistisch zijn. Hoe past deze verspilling van kostbare tijd en geld bij de noodzaak om te bezuinigen?
En dan de streefcijfers voor specifieke groepen. Natuurlijk is het goed dat het Rijk rekening houdt met het belang van een diverse samenstelling van de organisatie. Deze streefcijfers gaan echter een eigen leven leiden. De actieve sturing leidt er onder andere toe dat de kans van andere groepen op benoeming verkleint. Voor niet-Westerse ambtenaren gold bijvoorbeeld tot en met salarisschaal 14 een ambitie van 16 procent. Wat betekent dat voor de kans dat je als witte man uit Winterswijk nog aan de bak komt? Ook bij deze sturing is sprake van vooroordelen. Hebben burgers die volgens de overheid te conservatief zijn en kritisch op gendergekte werkelijk gelijke kans op benoeming? Waarom geldt voor deze kwetsbare groep geen streefpercentage? En nog iets anders: deugt het etnisch registreren op niet-Westerse komaf juridisch wel?
De SGP heeft ook vragen over de streefcijfers voor sekse. De Jaarrapportage laat zien dat mannen in de leeftijd tot 55 jaar sterk ondervertegenwoordigd zijn. Boven de 55 jaar zijn mannen sterk oververtegenwoordigd, maar die zullen dus binnen tien jaar allemaal uitstromen. Hoe anticipeert de minister hierop? Is het sekseschip niet aan het kapseizen als we de huidige koers vasthouden?
Racisme
Het behoeft geen betoog dat racisme zeker binnen de Rijksoverheid geen plek mag hebben. Directe persoonlijke beledigingen zijn bijvoorbeeld onacceptabel. De werkgever moet daar alert op zijn. Inmiddels zwelt de aanpak van racisme echter aan tot kolossale proporties. De minister schrijft over handreikingen, Rijksbrede personeelsgesprekken, aangepaste functieomschrijvingen en een centrale klachtencommissie. Is al deze aandacht evenredig aan de omvang van het probleem?
Ik wijs erop dat volgens de Personeelsenquête van de Rijksoverheid maar liefst 90 procent in het voorafgaande jaar nooit te maken had met racisme, dat 9 procent slechts een enkele keer racisme ervaarde en dat een zeer beperkte groep van 0,3 procent dat zeer vaak ervaart. Hoe voorkomt de minister dat de beeldvorming ontstaat dat je bij het Rijk zwemt in een oceaan van racisme? Werken bij het Rijk klinkt dan niet echt aantrekkelijk.